Yneke Kootstra heeft eerder gezegd: “BMI zegt niet alles”.
Zou je eigenlijk moeten zeggen “BMI zegt zeer weinig”? Want als je met het gegeven voorbeeld een beetje gaat spelen met gewichten en de marges bepaald dan blijkt in dit voorbeeld dat iemand van 1,85 meter lengte een BMI tussen de gezonde waarden van 20 en 25 kan bereiken wanneer de gewichten schommelen tussen 69 en 85 kg. Dat is nogal een erg ruime marge, lijkt me. Te ruim om als richtlijn te dienen. Zijn er geen nauwkeuriger richtlijnen die je als sporter ook nog redelijk eenvoudig kunt toepassen?
(Ik heb zelf een BMI van 21,9)
Antwoord: Jij hebt een BMI van 21,9 en daarvan kun je in ieder geval zeggen dat je geen overgewicht hebt. Maar of je nog een zwembandje rond je middel hebt valt moeilijker te voorspellen. Laat staan of je voor een rit in de alpen beter nog wat af kunt vallen voor je investeert in bidonhouders van carbon. Want of je vrouw of man bent, Aziatisch of niet en bijvoorbeeld je spiermassa vertekent de waarde van een BMI. Je BMI vertelt namelijk niets over je vetverdeling. Een bodybuilder met een BMI van 27 kan nauwelijks vetmassa hebben terwijl een asportieve Aziatische vrouw met een BMI van 23 te zwaar kan zijn. De BMI (je gewicht delen door het kwadraat van je lengte in meters) vertelt globaal of je overgewicht hebt of niet. Zoals je zegt is de marge voor een gezond gewicht is vrij ruim. Een ander nadeel is dat er geen duidelijke grenzen zijn waarbij je plotseling ongezond overgewicht hebt. Het risico wordt namelijk bij iedere kilo overgewicht iets groter en verloopt niet in sprongen. Een betere maat om een gezond gewicht te bepalen is je tailleomvang. Mannen met een middelomtrek beneden de 94 cm hebben een gezonde vetverdeling. Boven de 102 cm hebben ze een verhoogd risico op diabetes type II en hart- en vaatziekten. Tussen de 94 en 102 cm zitten ze in de gevarenzone. Voor vrouwen zijn de middelomtrekwaarden respectievelijk 80 en 88 cm.
Wanneer je gewicht duidelijke invloed heeft op je sportieve resultaten, zoals bij fietsen in de bergen of hardlopen, is het nauwelijks zinvol om naar je BMI te kijken. Je wil dan weten wat je vetpercentage is. Je vetpercentage kun je het meest betrouwbaar meten met een onderwatermeting of in een bodyscanner. Dat is helaas niet voor iedereen weggelegd. Wanneer iedere kilo telt is dan het meten van je vetpercentage met een huidplooimeter door een ervaren iemand het meest betrouwbaar. Een redelijk alternatief is de meting op een vetpercentageweegschaal. Het meest betrouwbare getal krijg je tussen ’s avonds 18:00 en 20:00 wanneer je nog niet getraind hebt.